De indruk bestaat dat het gebruik van buitenschoolse hulp de voorbije jaren is gestegen.
Dat de buitenschoolse hulp zo’n groot ‘succes’ kent, lijkt moeilijk te rijmen
met de inspanningen om het zorgaanbod op school te versterken. In opdracht van
de Vlaamse overheid werd een grootschalig onderzoek opgezet met als doel de bestaande
praktijken inzake buitenschoolse hulp in kaart te brengen. Niet alleen bestudeerden
de onderzoekers de omvang en aard van de buitenschoolse hulp, ook
de rol en motieven van centrale actoren – zoals ouders, zorgverantwoordelijken en
CLB-medewerkers – in het besluitvormingsproces werden onder de loep genomen,
evenals de communicatie en afstemming tussen de buitenschoolse hulp en de zorg
op school. Ten slotte zochten de onderzoekers naar factoren die de verschillen in
het gebruik van buitenschoolse hulp kunnen verklaren. Ze gingen het effect na van
kenmerken van zorg op school en andere schoolkenmerken en onderzochten ook
het effect van kind-, SES- en migratiegerelateerde kenmerken op het gebruik van
buitenschoolse hulp.
De reflecties aangaande de bevindingen uit deze studie kaderen de auteurs binnen
drie centrale invalshoeken: (1) het model van geïntegreerde zorg op school en het
idee van het zorg- of ondersteuningscontinuüm, (2) de beweging naar medicalisering
van de hulpverlening en (3) het maatschappelijk perspectief van het in standhouden
en vergroten van sociale ongelijkheid van onderwijskansen.
Karine Verschueren is als gewoon hoogleraar verbonden aan de onderzoekseenheid
Schoolpsychologie en Ontwikkelingspsychologie van Kind en Adolescent van de KU
Leuven.