'Wat is dat, filosofie?' is een vraag die telkens opnieuw in onze westerse geschiedenis opduikt. Ze is geen teken van onmacht, maar zegt iets over het aandringende, altijd weer opverende van filosofische reflectie. De filosoof moet storen, ondervragen en als een horzel het luie paard wakker schudden. Hij moet de rede aanporren om haar grenzen te beproeven, vooral waar ze dreigt stil te vallen bij Waarheden die zich als absoluut, feitelijk en vaststaand aanbieden. Dat het tijdperk van de filosofie lang niet voorbij is, toont deze inleiding in de kritische filosofie. Ze neemt de gedachte ter harte dat in de begrenzing van het denken ook haar hele mogelijkheid ligt. Het leven met een sofist serveert een verfrissende, originele lectuur van de geschiedenis van de wijsbegeerte, herdacht vanuit het kritische project van Immanuel Kant en Edmund Husserl. Ze beschouwt de cartesiaanse situering van het kennende subject in de moderniteit als een scharniermoment en treedt van daaruit op episodische wijze in dialoog met onder meer Plato, Willem van Ockham, David Hume, Ludwig Wittgenstein, Martin Heidegger, Jean-Paul Sartre en Michel Foucault.