de retoriek van waanzin
lars bernaerts
De retoriek van waanzin is een literatuurwetenschappelijke studie over waanzinnige vertellersfiguren in moderne literatuur. Zogenaamd gestoorde vertellers herinneren ons door hun wartaal en waanvoorstellingen aan de creatieve kracht van taal en verbeelding. Daarbij maken ze de kracht van literatuur tastbaar. Tegelijk komen de fictionele krankzinnigen in aanvaring met maatschappelijke normen en de uitdragers ervan. Ze confronteren ons dan ook met de conventionele grond van onze interpretaties. Moeten we waanzinnige vertellers als onbetrouwbare figuren beschouwen, of reiken ze ons nieuwe inzichten aan?

In dit boek onderzoekt Lars Bernaerts die problematiek door een analyse van waanzinnige vertellers en hun retoriek. Hij gaat in op de beelden van waanzin die in literatuur vaak gebruikt worden en ontwerpt een kader om de taal van de ik-vertellers nauwkeurig te analyseren. Dat model bestaat uit verteltheorie, theorieën van narratieve onbetrouwbaarheid en de theorie van taalhandelingen. Met voorbeelden uit de Nederlandse literatuur en uit de westerse literaire canon wordt een en ander aanschouwelijk gemaakt. Ten slotte presenteert deze studie een zorgvuldige en vernieuwende lectuur van drie romans: Waarom ik niet krankzinnig ben van Maurits Dekker, De man die zijn haar kort liet knippen van Johan Daisne en De verwondering van Hugo Claus.
GPRC – Guaranteed Peer Reviewed Content