onvoorziene omstandigheden
géraldine demaré

De macht van verwachtingen: als ik dat had geweten…

Na de totstandkoming van de overeenkomst komen contractpartijen vaak in aanraking met onvoorzien(bar)e omstandigheden die tot gevolg hebben dat het oorspronkelijke contractuele kader fundamenteel verandert en niet meer in lijn ligt met de oorspronkelijke verwachtingen. Door de huidige onzekere economische en financiële omgeving is dit vandaag een veel voorkomend probleem. De hoofdfiguur die in deze context verschijnt, is imprevisie. Deze rechtsfiguur wordt echter in het Belgische verbintenissenrecht tot op vandaag niet algemeen aanvaard. Dit heeft als gevolg dat de Belgische rechtspraak op zoek gaat naar allerhande rechtsfiguren om bij het opduiken van onvoorzienbare omstandigheden gevolg te geven aan de verwachtingen van partijen. Deze alternatieve pistes zijn: de verruimde interpretatie van overmacht, de matigende/aanvullende werking van de goede trouw, het verval wegens het verdwijnen van de subjectieve oorzaak en de clausula rebus sic stantibus.
 
De auteur neemt in een eerste deel de imprevisieleer onder de loep op basis van een externe, functionele rechtsvergelijking met het Nederlandse en het Duitse recht. In een tweede deel onderzoekt de auteur aan de hand van een interne rechtsvergelijking of de alternatieve denksporen geschikt zijn om de verwerping van de imprevisieleer in het Belgische contractenrecht te ondervangen. De focus ligt daarbij op de werking en de rechtsgevolgen van de matigende werking van de goede trouw en het verval wegens het verdwijnen van de subjectieve oorzaak.

Uit dit onderzoekt blijkt dat zowel de matigende werking van de goede trouw en het verval wegens het verdwijnen van de subjectieve oorzaak naar hun toepassingsvoorwaarden en rechtsgevolgen breed genoeg zijn om de gevallen van imprevisie te kunnen incorporeren. Daaruit vloeit voort dat naar de toekomst toe een praktisch onderzoek relevant is dat analyseert in welke concrete factoren de rechter rechtsgevolgen kan verbinden aan de gewijzigde omstandigheden. Als toemaatje geeft de auteur een aanzet voor dit verder onderzoek.
 
Het onderzoek is een masterscriptie geschreven tijdens academiejaar 2016-2017 onder promotorschap van Prof. dr. Sophie Stijns.

De macht van verwachtingen: als ik dat had geweten…

Na de totstandkoming van de overeenkomst komen contractpartijen vaak in aanraking met onvoorzien(bar)e omstandigheden die tot gevolg hebben dat het oorspronkelijke contractuele kader fundamenteel verandert en niet meer in lijn ligt met de oorspronkelijke verwachtingen. Door de huidige onzekere economische en financiële omgeving is dit vandaag een veel voorkomend probleem. De hoofdfiguur die in deze context verschijnt, is imprevisie. Deze rechtsfiguur wordt echter in het Belgische verbintenissenrecht tot op vandaag niet algemeen aanvaard. Dit heeft als gevolg dat de Belgische rechtspraak op zoek gaat naar allerhande rechtsfiguren om bij het opduiken van onvoorzienbare omstandigheden gevolg te geven aan de verwachtingen van partijen. Deze alternatieve pistes zijn: de verruimde interpretatie van overmacht, de matigende/aanvullende werking van de goede trouw, het verval wegens het verdwijnen van de subjectieve oorzaak en de clausula rebus sic stantibus.
 
De auteur neemt in een eerste deel de imprevisieleer onder de loep op basis van een externe, functionele rechtsvergelijking met het Nederlandse en het Duitse recht. In een tweede deel onderzoekt de auteur aan de hand van een interne rechtsvergelijking of de alternatieve denksporen geschikt zijn om de verwerping van de imprevisieleer in het Belgische contractenrecht te ondervangen. De focus ligt daarbij op de werking en de rechtsgevolgen van de matigende werking van de goede trouw en het verval wegens het verdwijnen van de subjectieve oorzaak.

Uit dit onderzoekt blijkt dat zowel de matigende werking van de goede trouw en het verval wegens het verdwijnen van de subjectieve oorzaak naar hun toepassingsvoorwaarden en rechtsgevolgen breed genoeg zijn om de gevallen van imprevisie te kunnen incorporeren. Daaruit vloeit voort dat naar de toekomst toe een praktisch onderzoek relevant is dat analyseert in welke concrete factoren de rechter rechtsgevolgen kan verbinden aan de gewijzigde omstandigheden. Als toemaatje geeft de auteur een aanzet voor dit verder onderzoek.
 
Het onderzoek is een masterscriptie geschreven tijdens academiejaar 2016-2017 onder promotorschap van Prof. dr. Sophie Stijns.