feiten en fictie
sarah van hoof
Het taalgebruik op televisie is in Vlaanderen geregeld voer voor verhitte debatten. Terwijl men op de monopolistische openbare omroep van weleer vaak terugblikt als een baken van volksopvoeding, wordt de huidige VRT ervan beschuldigd opvoedend ABN steeds meer in te ruilen voor een taalvorm die het midden houdt tussen standaardtaal en dialect. Vooral in fictie lijkt die 'tussentaal' terrein te winnen - niet voor niets wordt ze ook weleens smalend 'soap-Vlaams' genoemd. Dit boek onderzoekt of het taalgebruik in fictie sinds de jaren 1980 inderdaad veranderd is, en gaat op zoek naar verklaringen hiervoor door fictietaal te kaderen binnen de context van standaardisering in Vlaanderen en het veranderende omroepbeleid. Daartoe wordt een kwantitatieve analyse van het taalgebruik in fictie van vroeger en nu gecombineerd met een gedetailleerde kwalitatieve analyse van de rol van taalvormen in fictionele interacties en de manier waarop hun sprekers ge(stereo)typeerd worden. Ook makers en acteurs komen aan het woord over hun taalkeuzes. Op die manier toont dit boek aan dat het gebruik van tussentaal in fictie inderdaad is toegenomen, maar ook dat het fictionele verleden van de openbare omroep minder standaardtalig was dan vaak wordt gedacht. Fictie draagt vandaag nog steeds sporen van oude standaardiseringsdiscoursen, terwijl er ook in de hoogdagen van de volksverheffing op de openbare omroep in fictie al ruimte was voor speelse tegengeluiden.