de sluier rond anonimiteit opgelicht...
franky goossens, frankie schram, philip traest, gudrun vande walle, isabel vandevelde, frederik verspeelt, kristof de pauw, frank debusscher, sofie linthoudt, koba ruttens, ronny saelens, bart stalpaert, kurt stas

In het Belgische strafprocesrecht en politierecht is voor de politie dan wel de burger een bepaalde identiteits-, privacy- en persoonsgegevensafscherming ingeschreven. In het voorliggende verzamelwerk – waarin een en ander gecapteerd wordt onder de globale noemer ‘anonimiteit’– wordt in 14 hoofdstukken deze regelgeving geschetst.

In de hoofdstukken I, II, III en IV worden de afschermingsregelingen uit het Wetboek van Strafvordering toegelicht. Onder meer de volgende onderwerpen komen hierbij aan bod: de anonieme aangifte en anonieme verklaringen; anonimiteit van intervenanten en gegevensafscherming bij de toegang tot het strafdossier; gegevensafscherming bij het gebruik van bijzondere opsporingsmethoden (BOM) en bij online-infiltratie; gedeeltelijke en volledige anonieme getuigenissen; de bescherming van bedreigde personen die een openbaar ambt uitoefenen; de afscherming van (bepaalde) identiteitsgegevens van (bepaalde) leden van de politiediensten.

In de hoofdstukken V, VI, VII, VIII, IX en X worden dan weer relevante topics uit of in relatie tot de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt (Wet Politieambt) geduid. In concreto gaat het respectievelijk om: 1) de identificatie- en legitimatieplicht voor het operationeel kader van de geïntegreerde politie (art. 41 Wet Politieambt); 2) de bescherming tegen publieke nieuwsgierigheid (art. 35 Wet Politieambt); 3) het filmen en/of fotograferen van politieambten; 4) de camerawetgeving; 5) de verwerking van persoonsgegevens voor opdrachten van bestuurlijke en gerechtelijke politie, in het licht  van de recente Europese ontwikkelingen ter zake en 6) internetpatrouilleren in het kader van bestuurlijke politie.

Vermits niet alleen de geïntegreerde politie bijdraagt tot de realisatie van de zogenaamde 'politiefunctie' wordt in de hoofdstukken XI en XII ook ingegaan op enkele bijzonderheden op het vlak van anonimiteit in de wereld van de veiligheids- en inlichtingendiensten respectievelijk de bijzondere inspectiediensten (BID's), meer bepaald deze actief in de handhaving van het sociaal strafrecht.

De hoofdstukken XIII en XIV die zich situeren in het toezicht op (onder meer) de politie, bieden dan weer een inkijk op anonimiteit bij de federale Ombudsman respectievelijk het Vast Comité van Toezicht op de politiediensten (Vast Comité P). Hierbij wordt onder meer kort ingegaan op het fenomeen van het klokkenluiden. Een schematische voorstelling van het gros van de behandelde afschermingsregimes rondt het geheel af.

Veel van de besproken regelgeving is zeer recent. Het thema van het filmen en fotograferen van politiebeambten is bovendien nog volop in beweging. Het komt ons dan ook voor dat met dit verzamelwerk een brandend actueel boek voorligt.

De stof werd bijgehouden tot en met 15 augustus 2022.

In het Belgische strafprocesrecht en politierecht is voor de politie dan wel de burger een bepaalde identiteits-, privacy- en persoonsgegevensafscherming ingeschreven. In het voorliggende verzamelwerk – waarin een en ander gecapteerd wordt onder de globale noemer ‘anonimiteit’– wordt in 14 hoofdstukken deze regelgeving geschetst.

In de hoofdstukken I, II, III en IV worden de afschermingsregelingen uit het Wetboek van Strafvordering toegelicht. Onder meer de volgende onderwerpen komen hierbij aan bod: de anonieme aangifte en anonieme verklaringen; anonimiteit van intervenanten en gegevensafscherming bij de toegang tot het strafdossier; gegevensafscherming bij het gebruik van bijzondere opsporingsmethoden (BOM) en bij online-infiltratie; gedeeltelijke en volledige anonieme getuigenissen; de bescherming van bedreigde personen die een openbaar ambt uitoefenen; de afscherming van (bepaalde) identiteitsgegevens van (bepaalde) leden van de politiediensten.

In de hoofdstukken V, VI, VII, VIII, IX en X worden dan weer relevante topics uit of in relatie tot de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt (Wet Politieambt) geduid. In concreto gaat het respectievelijk om: 1) de identificatie- en legitimatieplicht voor het operationeel kader van de geïntegreerde politie (art. 41 Wet Politieambt); 2) de bescherming tegen publieke nieuwsgierigheid (art. 35 Wet Politieambt); 3) het filmen en/of fotograferen van politieambten; 4) de camerawetgeving; 5) de verwerking van persoonsgegevens voor opdrachten van bestuurlijke en gerechtelijke politie, in het licht  van de recente Europese ontwikkelingen ter zake en 6) internetpatrouilleren in het kader van bestuurlijke politie.

Vermits niet alleen de geïntegreerde politie bijdraagt tot de realisatie van de zogenaamde 'politiefunctie' wordt in de hoofdstukken XI en XII ook ingegaan op enkele bijzonderheden op het vlak van anonimiteit in de wereld van de veiligheids- en inlichtingendiensten respectievelijk de bijzondere inspectiediensten (BID's), meer bepaald deze actief in de handhaving van het sociaal strafrecht.

De hoofdstukken XIII en XIV die zich situeren in het toezicht op (onder meer) de politie, bieden dan weer een inkijk op anonimiteit bij de federale Ombudsman respectievelijk het Vast Comité van Toezicht op de politiediensten (Vast Comité P). Hierbij wordt onder meer kort ingegaan op het fenomeen van het klokkenluiden. Een schematische voorstelling van het gros van de behandelde afschermingsregimes rondt het geheel af.

Veel van de besproken regelgeving is zeer recent. Het thema van het filmen en fotograferen van politiebeambten is bovendien nog volop in beweging. Het komt ons dan ook voor dat met dit verzamelwerk een brandend actueel boek voorligt.

De stof werd bijgehouden tot en met 15 augustus 2022.